Voor werknemers die werken voor een BV of NV waarin zij of hun partner directeur-grootaandeelhouder (DGA) zijn, geldt de gebruikelijkloonregeling. Deze regeling bepaalt op welk bedrag het loon van de dga minimaal gesteld moet worden. Dit bedrag is gebaseerd op wat in het economische verkeer gebruikelijk is bij vergelijkbare dienstbetrekkingen van gewone werknemers. Als dit bedrag hoger is dan € 44.000,- (bedrag 2014) mag de dga de doelmatigheidsmarge toepassen. Dit betekent dat de DGA het loon 30% lager mag stellen, maar niet lager dan € 44.000,-. Deze doelmatigheidsmarge van 30% wordt met ingang van 1 januari 2015 verlaagd naar 25%. Hierdoor wordt het verschil tussen dga’s en andere werknemers kleiner.
Aanpassing doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon
VAR voor 2014 langer geldig
Heeft u een Verklaring arbeidsrelatie (VAR) voor 2014? In de loop van 2015 gaat de wet- en regelgeving voor de VAR veranderen. Daarom gaat een aantal zaken dit jaar anders.
VAR’s voor 2014 blijven ook in 2015 geldig. Totdat de nieuwe wet- en regelgeving ingaat. U kunt de VAR voor 2014 dus ook in 2015 blijven gebruiken, zolang u hetzelfde werk onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden blijft doen.
Zodra de nieuwe wet- en regelgeving bekend is, informeren wij u daarover via onze nieuwsbrief en internetsite.
Wanneer wel een nieuwe VAR aanvragen?
Gaat u dit jaar of in 2015 werken onder andere omstandigheden of voorwaarden? Of gaat u andere werkzaamheden uitvoeren dan de huidige werkzaamheden? Dan vraagt u hiervoor gewoon een nieuwe VAR voor 2014 of voor 2015 aan. Een VAR voor 2014 kan heel 2014 worden aangevraagd. Een VAR voor 2015 kan vanaf 1 september 2014 worden aangevraagd en in heel 2015. Als u twijfelt of u een nieuwe VAR moet aanvragen, neem dan gerust contact met ons op.
Vanaf 1 januari 2015 wijziging in btw-heffing over telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten
Vanaf 1 januari 2015 worden telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten altijd belast in het land waar de klant gevestigd is. Het maakt daarbij niet uit of de klant een particulier of ondernemer is. En ook niet of deze binnen of buiten de Europese Unie is gevestigd.
De volgende situaties kunnen zich dus voordoen vanaf 1 januari 2015:
- Als de klant ondernemer is in een ander EU-land, hoeft geen btw te worden betaald. De klant betaalt de btw in eigen land (verleggingsregeling).
- Als de klant particulier is in een ander EU-land, dan betaalt de aanbieder btw in het EU-land waar deze particulier woont.
- Als de klant ondernemer of particulier is buiten de EU, dan hoeft de aanbieder geen EU-btw te betalen.
Vanaf 1 januari 2015 kan ook gebruik worden gemaakt van de regeling om via 1 EU-land een btw-melding (btw-aangifte) te doen voor btw die moet worden betaald (de mini One Stop Shop).
Wanneer is sprake van werkruimte eigen woning?
Om kantoorkosten te besparen beginnen veel startende ondernemers tegenwoordig vaak hun onderneming aan huis. Een meerderheid van de Nederlandse ondernemers werkt (deels) vanuit thuis. Zo telde Nederland eind 2013 achthonderdduizend zzp’ers waarvan velen ook thuis werken. De fiscale regeling voor werkruimte is over het algemeen wel bekend, maar wordt niet altijd gebruikt of wordt vaak onterecht toegepast.
Eisen voor aftrek kosten werkruimte eigen woning
De kosten en lasten van een werkruimte thuis zijn als hoofdregel niet aftrekbaar, tenzij de werkruimte een naar verkeersopvatting zelfstandig gedeelte van de eigen woning vormt. Dit wordt ook wel het zelfstandigheidscriterium genoemd.
Zelfstandigheidscriterium
Wanneer is een werkruimte zelfstandig? Hierover is veel jurisprudentie verschenen en over het algemeen kan gezegd worden dat een werkruimte zelfstandig is als het naar verkeersopvattingen een zelfstandig gedeelte van de eigen woning vormt. Op de site van de Belastingdienst is een Tool in het leven geroepen om vast te stellen of de belastingplichtige recht heeft op aftrek van kosten voor een werkruimte. Een werkruimte is volgens de website zelfstandig als deze duidelijk is te onderscheiden door uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld door:
- Een eigen opgang of ingang
- Andere voorzieningen in de werkruimte zoals eigen sanitair (toilet en watervoorziening)
De werkruimte zou ook als zodanig moeten kunnen worden verhuurd aan bijvoorbeeld een onbekende.
Gevolgen kwalificeren werkruimte als ‘werkruimte’
Als de werkruimte in de eigen woning ook fiscaal als werkruimte wordt gezien dan heeft dit een aantal consequenties. Het ligt er wel aan of de werkruimte behoort tot het ondernemingsvermogen of tot het privévermogen. Als de werkruimte voor méér dan 90% wordt gebruikt voor de onderneming dan behoort deze volgens de Belastingdienst verplicht tot het ondernemingsvermogen en als deze meer dan 10% wordt gebruikt voor de onderneming dan heeft de ondernemer de keuze tussen het aanmerken van de werkruimte als privévermogen of als ondernemingsvermogen.
Als de werkruimte wordt aangemerkt als privévermogen en er is voldaan aan de inkomenseisen dan:
– behoort de werkruimte niet meer tot de eigen woning in box 1. Bij het bepalen van het eigenwoningforfait moet de werkruimte buiten beschouwing worden gelaten. De werkruimte wordt gerekend tot de bezittingen in box 3 voor een evenredig deel van de WOZ-waarde. De waarde van de woning in box 1 wordt met hetzelfde bedrag verlaagd;
– kan als er een hypotheek rust op het pand, naar verhouding een gedeelte van de hypotheek gerekend worden tot de schulden in box 3. De hypotheekschuld in box 1 wordt verlaagd met hetzelfde bedrag;
– kan de ondernemer 4% van de WOZ-waarde van de werkruimte aftrekken (4% is het fictief rendement op het box 3 vermogen);
– kan de ondernemer de overige kosten van de werkruimte, zoals energiekosten, behang- en schilderwerk, stoffering en aanwezige inventaris (bureau, kast, lamp) aftrekken.
Inkomenseisen:
- is er alleen een werkruimte in de eigen woning, dan moet de ondernemer tenminste 70% van het inkomen uit box 1 (winst, loon en bijverdiensten) in of vanuit die werkruimte verdienen. Volgende eis is dat hij tenminste 30% van de inkomsten in de werkruimte verdient.
- is er ook elders nog een werkruimte, dan moet hij tenminste 70% van het inkomen uit box 1 in de werkruimte thuis verdienen.
Als de werkruimte wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen:
– de werkruimte hoort in box 1 tot de winst uit onderneming en niet meer tot de eigen woning;
– de ondernemer moet de werkruimte voor de werkelijke waarde vermelden op de balans van de onderneming. Dit wordt eenmalig gedaan bij de start van de onderneming of bij het eerste gebruik van het pand voor de onderneming;
– het gedeelte van de hypotheek voor de werkruimte (indien er een hypotheek rust op het pand) moet vermeldt worden als schuld op de balans. Dit wordt eenmalig gedaan bij de start van de onderneming of bij het eerste gebruik van het pand voor de onderneming;
– jaarlijks kunnen de kosten voor de werkruimte worden afgetrokken;
– bij het stoppen met de onderneming, verkoop van het pand of overdracht naar het privévermogen van de ondernemer, moet de ondernemer rekening houden met het resultaat dat wordt behaald met de verkoop (voor het gedeelte van de werkruimte).
Huurwoningen
De aftrek wordt vaak de ‘werkruimteregeling eigen woning’ genoemd maar de aftrekmogelijkheid geldt ook voor de zelfstandige werkruimte in een huurwoning. De aftrek wordt wel anders berekend.
Tijdig wijzigen pensioenovereenkomsten
Directeur-grootaandeelhouders die in eigen beheer pensioen opbouwen moeten vóór 1 januari 2014 hun pensioenovereenkomsten aanpassen. Per 1 januari 2014 wordt de pensioenleeftijd immers verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar en wordt het maximale opbouwpercentage verlaagd naar 2,15% voor middelloonregelingen en 1,9% voor eindloonregelingen. Deze wijzigingen zijn het gevolg van de invoering van de Wet Verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd (Wet VAP). Wij komen hier na de zomer bij u op terug.